
Jurisprudentie
AE7370
Datum uitspraak2002-10-18
Datum gepubliceerd2002-10-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR01/018HR
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-10-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersR01/018HR
Statusgepubliceerd
Conclusie anoniem
Rekest R01/018
mr. De Vries Lentsch-Kostense
Zitting 6 september 2002
Antilliaanse zaak
Conclusie inzake
[Eiseres]
tegen
Almond Grove Estate N.V.
Inleiding
I.. In deze Antilliaanse zaak strijden partijen - verder: [eiseres] en AGE - over de vraag of de "plot to be reserved for personal use" en de "private road" ter grootte van 2.000 m2 resp. 1.000 m2 zijn begrepen in de door [eiseres] aan AGE in erfpacht overgedragen gedeelten (in totaal omvattende 186.924 m2) van het terrein dat aan [eiseres] in eigendom toebehoorde. In cassatie wordt door [eiseres] betoogd dat met betrekking tot bedoelde twee "kavels" sprake was van een voorwaardelijke overdracht in erfpacht hoewel in de uiteindelijke notariële erfpachtakte - anders dan in de concept-akte - geen voorwaarde was opgenomen en dat het Gemeenschappelijk Hof heeft miskend dat [eiseres] een beroep op die in de concept-akte opgenomen voorwaarde toekomt.
2. Tussen partijen staat het volgende vast:
i) Bij schriftelijke overeenkomst van 1 oktober 1977 heeft [eiseres] zich verbonden om aan AGE in erfpacht uit te geven vier gedeelten van een aan haar ([eiseres]) in eigendom toebehorend en in meetbrief 89/1965 beschreven terrein, gelegen aan de [a-straat] in [...], zoals aangegeven op een bij de akte te voegen kaart.
ii) Deze bij de akte te voegen kaart is nimmer vervaardigd. Als gevolg daarvan is de vestiging van het erfpachtrecht op het grootste gedeelte van de in de overeenkomst van 1977 begrepen gronden vele jaren uitgebleven. In de loop der jaren zijn wel enkele kleinere gedeelten, na opmeting, reeds aan AGE uitgegeven (en door haar aan derden overgedragen).
iii) Nadat het gehele in erfpacht over te dragen terrein in meetbrieven was opgenomen en een oplossing bereikt bleek te zijn voor het partijen verdeeld houdende geschilpunt omtrent de ligging van één der volgens de overeenkomst van 1977 door [eiseres] in volle eigendom te behouden perceelsgedeelten (de zogenaamde "bananenplantage") is ten kantore van notaris Speetjens een concept-erfpachtakte opgesteld.
iv) Toen [eiseres] niet bereid bleek medewerking te verlenen aan het passeren van een op basis van die concept-akte op te maken notariële akte heeft AGE in kort geding gevorderd dat [eiseres] daartoe zal worden gedwongen. Bij vonnis in kort geding van 27 november 1990 (KG 2/90) heeft het Gerecht in eerste aanleg [eiseres] bevolen medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de notariële akte. Naar aanleiding van het verweer van [eiseres] dat van haar kant aan de vestiging van het erfpachtrecht kan worden meegewerkt vooropgesteld dat haar belangen bij het door haar steeds gemaakte voorbehoud ten aanzien van de bananenplantage en het voor privégebruik bestemde stuk grond zijn gewaarborgd, verwees het Gerecht naar de in de concept-notariële akte vervatte regeling; deze regeling hield in dat het gehele terrein in erfpacht wordt overgedragen en dat AGE daarna het erfpachtrecht ten aanzien van de door [eiseres] bedoelde kavels weer zal prijsgeven ("relinquished") zodra deze kavels deugdelijk zijn uitgemeten.
v) [Eiseres] heeft gevolg gegeven aan het haar gegeven bevel. De erfpachtakte is op 21 december 1990 gepasseerd. Volgens deze akte is het erfpachtrecht gevestigd op een perceel grond groot 140.543 m2, zijnde het restant van perceel meetbrief 89/1965, waarop in mindering gebracht de percelen, eerder in eigendom of erfpacht overgedragen aan AGE of derden, behalve een aantal door [eiseres] in volle eigendom te behouden gedeelten.
vi) [Eiseres] heeft - nadat afwijzend was beslist op een vordering in kort geding - in een bodemprocedure een vordering ingesteld ertoe strekkende dat de erfpachtakte van 21 december 1990 wordt teruggedraaid. Het Gerecht in eerste aanleg heeft deze vordering bij vonnis van 12 januari 1993 afgewezen. Het Gemeenschappelijk Hof heeft dit vonnis bevestigd bij vonnis van 25 juni 1993, daartoe onder meer overwegende:
"... gaat ook het Hof ervan uit dat eind 1990 overeenstemming tussen partijen heeft bestaan omtrent (de grootte van) het oppervlak van het door [eiseres] aan AGE toegezegde en te vestigen erfpachtsrecht. Behoudens bijzondere omstandigheden waarvan het bestaan in dit geding gesteld noch gebleken is, is de vestiging van het erfpachtsrecht op grond van die eertijds bestaande overeenstemming thans onaantastbaar.
3. In het onderhavige geding heeft [eiseres] in eerste aanleg verzocht - kort gezegd - voor recht te verklaren dat zij nimmer aan AGE heeft overgedragen "een plot to be reserved for personal use" en een "private road" ter grootte van 2.000 m2 resp. 1.000 m2, met bevel tot ontruiming en een verbod tot verder gebruik.
4. Het Gerecht in eerste aanleg heeft het verzochte bij vonnis van 17 november 1998 afgewezen. Het Gerecht overwoog als volgt. De geschiedenis van de onderhavige overdracht in erfpacht loopt terug tot 1977 toen partijen een op 1 oktober 1977 gedateerde "agreement" zijn aangegaan over deze erfpacht. Bij brief van 4 oktober 1977 heeft [betrokkene] namens [eiseres] aan AGE nadere informatie gegeven over de over te dragen gronden; hij heeft onder meer geschreven dat een "plot to be reserved for personal use" (2.000 m2) en een "private road" (1.000 m2) niet tot de over te dragen gronden behoorden. Bij de notariële akte van 21 december 1990 heeft [eiseres] aan AGE in erfpacht overgedragen een terrein van 140.543 m2 zijnde het restant van perceel meetbrief 89/1965. Bij afzonderlijke akten zijn door [eiseres] aan AGE reeds in erfpacht uitgegeven 46.381 m2. AGE heeft derhalve in totaal 186.924 m2 van [eiseres] in erfpacht overgedragen gekregen. Dat is 3.007 m2 meer dan volgens de hiervoor genoemde brief van [betrokkene] uitgegeven had moeten zijn. Dit verschil is, behoudens een niet weersproken meetfout, 3.000 m2. Die oppervlakte vertegenwoordigt de 1.000 m2 "private road" en de 2.000 m2 "plot te be reserved for personal use". Op grond van deze feiten is slechts de conclusie te trekken dat de in totaal 3.000 m2 wel degelijk in de erfpachtuitgifte zijn begrepen. Of dat in de oorspronkelijke bedoeling van partijen heeft gelegen, staat thans, gelet op de formulering van het petitum, niet ter beoordeling.
5. [Eiseres] is van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Zij heeft haar eis vermeerderd. Haar gewijzigde vordering strekt ertoe een verklaring voor recht te verkrijgen dat zij de bedoelde "private road" en "plot te be reserved" niet in erfpacht heeft overgedragen; in dat verband maakt zij melding van het op grond van het vonnis in kort geding van 27 november 1990 aan AGE "voorwaardelijk" in erfpacht gegeven perceel grond ad 3.000 m2.
6. Nadat het Gemeenschappelijk Hof bij vonnis van 1 oktober 1999 het verzet van AGE tegen de eiswijziging ongegrond had verklaard, heeft het Hof het beroepen vonnis bevestigd bij vonnis van 27 oktober 2000/31 oktober 2000 (zie over deze datum hierna onder 7). Het Gemeenschappelijk Hof stelde voorop dat [eiseres] geen grief heeft aangevoerd tegen de overwegingen van het Gerecht in eerste aanleg dat in totaal 186.924 m2 grond aan AGE in erfpacht is gegeven en dat zulks 3.007 m2 meer is dan volgens de brief van [betrokkene] uitgegeven had moeten zijn en dat dit verschil, behoudens een meetfout van 7 m2, een oppervlakte van 3.000 m2 bedraagt welke 1.000 m2 "private road" en 2.000 m2 "plot to be reserved" vertegenwoordigt. Het Hof kwam tot de slotsom - evenals het Gerecht in eerste aanleg - dat die "private road" en "plot to be reserved" dan ook inbegrepen zijn in de gronden die [eiseres] aan AGE in erfpacht heeft overgedragen. Daaraan verbond het Hof de conclusie dat de gewijzigde vordering van [eiseres] niet voor toewijzing in aanmerking komt nu deze ertoe strekt een verklaring voor recht te verkrijgen dat zij bedoelde gronden niet in erfpacht heeft overgedragen. Het Hof overwoog - ten overvloede - nog als volgt:
"4.7. Ook als het petitum anders zou luiden en het Hof zou hebben te beoordelen of de uitgifte in erfpacht van de betreffende gronden in de bedoeling van partijen heeft gelegen zou dat voor [eiseres] niet gunstig uitvallen, nu het Hof reeds bij voormeld vonnis van 25 juni 1993 heeft vastgesteld dat eind 1990 overeenstemming tussen partijen heeft bestaan omtrent (de grootte van) het oppervlak van het door [eiseres] aan AGE toegezegde en te vestigen erfpachtsrecht. Nu na ambtshalve onderzoek is gebleken dat tegen dat vonnis geen cassatie is ingesteld, is zulks derhalve tussen partijen bindend. [eiseres] heeft in deze procedure niets aangevoerd dat tot een andere conclusie dient te leiden. [Eiseres] beroept zich er weliswaar op dat AGE de betreffende percelen slechts voorwaardelijk heeft verkregen. Zij ziet daarbij echter over het hoofd dat in de uiteindelijke notariële erfpachtsakte, anders dan in het concept, geen voorwaarde is opgenomen, zodat haar daarop geen beroep meer toekomt."
7. [Eiseres] heeft cassatieberoep ingesteld. Ingevolge art. 4 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba juncto art. 264 RvNA. geldt een cassatietermijn van drie maanden. Het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof eindigt met de vermelding dat het is uitgesproken op 31 oktober 2000 terwijl in de "aanhef" is vermeld dat de uitspraak dateert van 27 oktober 2000. Het cassatieverzoekschrift is bij de Hoge Raad ingekomen op maandag 29 januari 2001 dat wil zeggen twee dagen na het verstrijken van de cassatietermijn op zaterdag 27 januari 2001 ingeval ervan zou moeten worden uitgegaan dat de uitspraak dateert van 27 oktober 2000 respectievelijk binnen de cassatietermijn ingeval ervan moet worden uitgegaan dat de uitspraak dateert van 31 oktober 2000. Ook in het eerste geval is het cassatieberoep tijdig ingesteld al is de Algemene Termijnenwet niet van toepassing op Rijkswetten waaronder de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba; een redelijke wetstoepassing brengt zulks immers mee. Zie HR 27 november 1998, NJ 1999, 685, m.nt. PvS.
AGE heeft verzocht het cassatieberoep te verwerpen. Beide partijen hebben de zaak schriftelijk toegelicht.
Het cassatiemiddel
8. De tegen het bestreden vonnis van het Gemeenschappelijk Hof gerichte klachten zijn geformuleerd in de nrs. 3.2.8 - 3.2.14 van het cassatieverzoekschrift. Het middel strekt naar de kern genomen ten betoge dat het Hof eraan heeft voorbijgezien dat de overdracht van de gronden in erfpacht aan AGE een overdracht "onder voorwaarde" betrof aangezien de overdracht plaatsvond ter uitvoering van het aan [eiseres] gegeven rechterlijk bevel tot medewerking aan het opmaken van de notariële akte en in het bewuste vonnis (zoals hiervoor onder 2 iv aangegeven) is verwezen naar de in de concept-notariële akte vervatte regeling inhoudende dat het gehele terrein in erfpacht wordt overgedragen en dat AGE daarna het erfpachtrecht ten aanzien van de door [eiseres] bedoelde kavels (de "private road" en de "plot to be reserved") weer zal prijsgeven zodra deze kavels deugdelijk zijn uitgemeten; gesteld wordt dat bedoelde kavels inderdaad, zoals het Hof overwoog, wél zijn begrepen in de erfpachtgronden die [eiseres] aan AGE in erfpacht heeft overgedragen, doch dat deze kavels zijn overgedragen onder de bijzondere bepaling dat AGE het erfpachtrecht weer zal prijsgeven zodra beide kavels deugdelijk zijn uitgemeten. Betoogd wordt dat aan het Hof moet worden toegegeven dat in de uiteindelijke notariële erfpachtakte inderdaad geen voorwaarde is opgenomen, doch dat het Hof heeft miskend dat [eiseres] een beroep op de voorwaarde toekomt gezien de inhoud van het kort geding vonnis.
9. Dit betoog faalt. Het Hof heeft vastgesteld, een vaststelling die het middel expliciet onderschrijft, dat de "uiteindelijke" notariële akte van vestiging - in tegenstelling tot de concept-akte - geen clausulering bevatte. De "uiteindelijke" notariële erfpachtakte is beslissend voor het antwoord op de vraag of de vestiging van het erfpachtrecht al dan niet "geclausuleerd" heeft plaatsgevonden; een beroep op de concept-akte kan [eiseres] dan ook in zoverre niet baten zoals het Hof terecht overwoog. Het Hof behoefde zich gezien het petitum zoals door het Hof verstaan niet uit te laten over de vraag of een ongeclausuleerde overdracht ook in de bedoeling van partijen heeft gelegen. De in nr. 3.2.10 vervatte klacht dat de verklaring voor recht ziet op de vastlegging van de toenmalige gang van zaken geeft niet aan waarom 's Hofs uitleg van het petitum onbegrijpelijk is. In rechtsoverweging 4.7 (hiervoor onder 6 geciteerd) heeft het Hof overigens nog ten overvloede overwogen wat rechtens zou zijn geweest ingeval het petitum anders zou hebben geluid. Het Hof kwam daarbij tot de slotsom dat een andersluidend petitum ook afgewezen had moeten worden, in welk verband het Hof overwoog dat het tussen partijen gewezen en in kracht van gewijsde gegane vonnis van 25 juni 1993 waarbij werd vastgesteld dat tussen partijen eind 1990 overeenstemming heeft bestaan omtrent (de grootte van) het oppervlak van het te vestigen erfpachtrecht tussen partijen, bindend is en dat in de uiteindelijke erfpachtakte van 21 december 1990 geen voorwaarde is opgenomen zodat aan [eiseres] geen beroep meer toekomt op de in het concept opgenomen voorwaarde.
10. Het vorenstaande leidt mij tot de slotsom dat het cassatieberoep moet worden verworpen en dat het middel niet noopt tot beantwoording van vragen die voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling van belang zijn.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Uitspraak
18 oktober 2002
Eerste Kamer
Nr. R01/018HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende [te woonplaats], Nederlandse Antillen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
ALMOND GROVE ESTATE N.V., gevestigd op Sint Maarten, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 februari 1998 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, hierna: het Gerecht, ingekomen verzoekschrift heeft eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - zich gewend tot dat Gerecht en verzocht:
1. voor recht te verklaren dat [eiseres] nimmer aan verweerster in cassatie - verder te noemen: AGE - in erfpacht heeft overgedragen een "plot to be reserved for personal use" en "private road" ter grootte van 2.000 m², resp. 1.000 m², gereserveerd in restant van meetbrief 227 van 1973;
2. AGE te bevelen een perceel grond van 3.075 m², restant meetbrief 227 van 1973, te ontruimen;
3. AGE te verbieden de privéweg van [eiseres] ter grootte van 1.000 m² te (doen) betreden;
4. AGE te verbieden de te haren behoeve opgemaakte meetbrief ongedaan te doen maken (met bijkomende vorderingen), een en ander gesanctioneerd met een dwangsom.
AGE heeft de vorderingen bestreden.
Het Gerecht heeft bij vonnis van 17 november 1998 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna het Hof. Bij memorie van grieven heeft [eiseres] haar eis gewijzigd en vermeerderd in dier voege dat de vordering van [eiseres] er thans toe strekt dat het Hof, met vernietiging van het vonnis waarvan beroep, bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
1. voor recht zal verklaren dat [eiseres] aan AGE de door [eiseres] gereserveerde en behouden gronden, bekend en nader omschreven als "plot to be reserved for personal use" ad 2.000 m² en "private road 1.000 m²", en deel uitmakende van het restant perceel grond beschreven bij meetbrief 227 van 1973, nimmer in erfpacht heeft gegeven en/of (dat) op grond van het vonnis AR(KG) 2/90 d.d. 27 november 1990 aan AGE voorwaardelijk in erfpacht gegeven perceel grond ad 3.000 m² niet valt te verstaan dat [eiseres] de door haar behouden gronden aan AGE in erfpacht heeft overgedragen;
2. AGE zal bevelen om de door [eiseres] behouden percelen grond bekend als "private road" en "plot to be reserved" deel uitmakende van het perceel grond beschreven bij meetbrief 227/1973, zoals bepaald bij vonnis AR(KG) 2/90 van 27 november 1990 uit te meten en/of te doen uitmeten, en aan [eiseres] prijs te geven, zulks binnen of uiterlijk vijftien (15) dagen na betekening van het door het Hof in deze te geven bevel, en zulks op verbeurte van een dwangsom van US$ 20.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat AGE nalatig of weigerachtig blijft aan het door het Hof in deze te geven bevel te voldoen.
Bij memorie van antwoord heeft AGE het beroep bestreden en bij afzonderlijke akte ter rolle zich verzet tegen de wijziging en/of vermeerdering van eis van [eiseres].
Het Hof heeft bij vonnis van 1 oktober 1999 het verzet ongegrond verklaard.
Bij vonnis van 27 oktober 2000 (31 oktober 2000) heeft het Hof het vonnis van het Gerecht van 17 november 1998 bevestigd.
Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermeld vonnis van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
AGE heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor AGE mede door mr. J.H.M. van Swaaij, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van AGE begroot op € 286,88 aan verschotten en €. 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink en D.H. Beukenhorst, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 18 oktober 2002.

